Op tocht

Vallei- verhalen

Op tocht

Op een kille voorjaarsdag in maart 980 meerde een bootje aan langs de oever van de Dijle, bij het dorp Andresbrugge, aan de gelijknamige brug. Het dorp was een belangrijk kruispunt in de Dijlevallei tussen de latere dorpen Haacht en Keerbergen. De naam van het dorp bleef bewaard in het huidige gehucht en zijn brug: Hansbrug.

Belangrijke missie

Aan boord waren vier monniken uit de Sint-Baafsabdij in Gent, ook de overste, proost Otwin. Het was een belangrijke delegatie dus. Ze hadden ook een belangrijk missie. In het verre Wintershoven, een dorpje tussen Hasselt en Tongeren, gingen ze de relieken – de gebeentes - ophalen van zeven personen die als heiligen werden vereerd. Eén van hen was Landoald, een priester uit Rome die samen met de heilige Amandus in de 7de eeuw missioneringswerk had verricht in het Scheldebekken. Een andere was Landrada, de stichtster en eerste abdis van het klooster van Munsterbilzen. Ze zouden allemaal in Wintershoven zijn begraven, in het kerkje dat er door Landoald zou zijn gebouwd.

Sint-Baafsabdij. Wernervc. Centrum Agrarische Geschiedenis.

Ze hadden ook een belangrijk missie. In het verre Wintershoven, een dorpje tussen Hasselt en Tongeren, gingen ze de relieken – de gebeentes - ophalen van zeven personen die als heiligen werden vereerd. Eén van hen was Landoald, een priester uit Rome die samen met de heilige Amandus in de 7de eeuw missioneringswerk had verricht in het Scheldebekken. Een andere was Landrada, de stichtster en eerste abdis van het klooster van Munsterbilzen. Ze zouden allemaal in Wintershoven zijn begraven, in het kerkje dat er door Landoald zou zijn gebouwd.

De Sint-Baafsabdij was in de jaren 650 gesticht door Amandus. De abdij had heel wat bezittingen, ook hele dorpen, in het graafschap Vlaanderen en daarbuiten. Sommige daarvan lagen erg ver. Wintershoven lag op 130 kilometer van Gent in het Duitse rijk. De abdij werd verwoest aan het einde van de 9de eeuw door de Noormannen. De verre bezittingen gingen toen verloren. Maar in 976 gaf de Duitse keizer Otto II Wintershoven terug aan Sint-Baafs. Intussen had die plaats faam verworven door de heiligen die er begraven lagen.

Beeld: Zicht vanuit het lavatorium van de Sint-Baafsabdij. Wernervc, 2009.

Radegonde. Centrum Agrarische Geschiedenis.
Andere monniken op pad. Afbeelding uit Épisode de la vie de saint Radegonde de Poitiers (519-587), 11de eeuw. Bibliothèque municipale de Poitiers.
Route. Bart Minnen. Centrum Agrarische Geschiedenis.

De monniken zagen een kans. Hun abdij was in 930-940 opnieuw opgericht, maar ze was ondergeschikt gemaakt aan de nabije Sint-Pietersabdij. Belangrijke relieken als die uit Wintershoven zouden niet alleen voor status zorgen, maar ook veel geld, geschonken door pelgrims. Toen de abt van Sint-Pieters in 981 overleed, maakten de monniken van Sint-Baafs opnieuw een zelfstandige abdij. De eerst abt werd Otwin, de leider van de Wintershoven-expeditie van 980.

Bronnen

Van die expeditie bestaan twee hoogst uitzonderlijke verhalende bronnen. Ze zijn kort na de overbrenging geschreven: Leven, de overbrenging en de mirakelen van de heilige Landoald en zijn gezellen uit 980 en De komst en de verheffing van de relieken van de heilige Landoald en zijn gezellen van kort na 982.

Leven bevat de oudste vermelding van twee nederzettingen in de valleien van de Gete en de Dijle:  Lewa, Leeuw, het latere Zoutleeuw, en Andesbrucken, Andresbrugge. In De komst wordt een hele passage gewijd aan  de Andresbrugge, vandaag Hansbrug. Daarin staat ook de oudste vermelding van de Dijle: ‘super ripam Thili fluminis’, ‘op de oever van de rivier de Dijle’.

Beeld: Weergave van de tocht. Bart Minnen, 2025.

Ansbrugghe. KU Leuven. Centrum Agrarische Geschiedenis.

Beide bronnen laten toe de terugweg van de monniken te reconstrueren. Na een stop in de abdij van Sint-Truiden scheepten ze heel waarschijnlijk in aan de Kleine Gete in Leeuw. Daar bevond zich een rivierhaven. Het was het verste punt tot waar het oostelijke Scheldebekken bevaarbaar was, en werd de kern van de latere stad Zoutleeuw. Een reis over water was te verkiezen boven die over land. Per boot konden de monniken vanaf de Kleine Gete via de Demer, Dijle en Rupel rechtstreeks hun abdij in Gent aan de Schelde bereiken. En een bootreis, ook al verliep die door de vele meanders van Demer en Dijle niet rechtlijnig, hield minder risico’s in op beschadiging van de kostbare en breekbare lading.

Beeld: De Dijle ter hoogte van de Hansbrug (‘Ansbrugghe’)  tussen Haacht en Keerbergen, 1596-1598. Universiteitsarchief KU Leuven.

Andresbrugge

De volgende halte was Andresbrugge, aan de Dijle, om een wel heel bijzondere reden. Daar woonde Sigeburgis, een edelvrouw en de weduwe van de tijdelijke heer van Wintershoven, Lanzo. Na diens dood was zij teruggekeerd naar haar voorvaderlijke residentie in Andresbrugge. En bovendien was Sigeburgis zelf, toen ze nog in Wintershoven woonde, op miraculeuze wijze genezen door tussenkomst van Landrada, één van de heiligen van wie het gebeente mee reisde naar Gent. Sigeburgis ontving drie monniken. De vierde hield de wacht bij het schip. Op een bepaald moment stapte een dienaar van Sigeburgis op hem toe ‘tot op de oever van de rivier de Dijle’. Ook hij wilde zijn verhaal kwijt: Landoald had in Wintershoven zijn leven gered. Het werd een gedenkwaardige ontmoeting, vol sterke mirakelverhalen, daar aan de Dijle.

Auteur: Bart Minnen