Plezier aan de rivier
In de jaren 1970 was de Demervallei tussen Diest en Aarschot het toneel van ambitieuze toekomstplannen. In een context van economische achterstand, hoge werkloosheid en een groeiende behoefte aan recreatieve voorzieningen, presenteerde ruimtelijk planner Didier Van Havre een gedurfd voorstel: de aanleg van een uitgestrekt waterrecreatiepark.
Van rotte grond tot recreatiegebied
Liefst 1000 ha. valleigrond zou voorgoed onder water worden gezet in de vorm van vier kunstmatige meren. Van Havre vond de Demervallei hiervoor een uitgelezen locatie. De valleigronden waren door frequente overstromingen zo nat dat ze nauwelijks nog bruikbaar waren voor de landbouw. Met een recreatiepark zouden de gronden opnieuw een functie krijgen. Het ‘Plan Van Havre’ voorzag verschillende vormen van openluchtrecreatie: zwemmen, roeien, waterskiën, vissen én overnachten. Het recreatiepark zou zich uitstrekken over verschillende gemeenten langs de Demer en bereikbaar zijn via spoor en weg.

“Wij zijn vertrokken van het besluit dat de Demervallei tot niets meer dient. Ze is door en door rot van de vele overstromingen, de grond is niet gunstig voor de landbouw en een sanering zou enorm veel geld kosten en weinig opbrengen. Het aantal boeren blijft in dat gebied trouwens ook dalen. Vermits de Demervallei toch gedurende enkele maanden onder water staat, hebben we ons afgevraagd waarom we ze niet beter eens en voor altijd volledig onder water zouden zetten.” - Didier Van Havre.
Met het recreatieproject speelde Van Havre tegelijkertijd in op de toenemende vrije tijd en het verlangen naar ontspanning in het groen. Culturele centra, zwembaden en andere sportinfrastructuur rezen als paddenstoelen uit de grond, vaak op initiatief van de overheid. Vooral mensen uit naburige steden, maar ook jonge gezinnen, behoorden tot de doelgroep die Van Havre voor ogen had.
De bouw en uitbating van het recreatiepark - inclusief horecazaken, verblijfsaccommodaties en onderhoud - zouden volgens de plannen tot slot honderden jobs opleveren. En dat was welkom want de werkloosheid in het Hageland was groot. Van Havre besloot: “een beetje de laatste kans voor de streek”.
Beeld: Plan van het recreatiepark. ‘Naar een waterplas in de Demervallei?’ Eco-Brabant 7 (1975), p. 37.

Protest uit onverwachte hoek
Toch werd het Plan Van Havre nooit uitgevoerd. De kritiek kwam uit meerdere hoeken. Gemeentebesturen vreesden de hoge kosten en het verlies van landbouwgrond. De grootste tegenstand kwam echter van lokale natuurverenigingen, in het bijzonder van de toen net opgerichte OROMB (Overkoepelende Raad voor de Organisatie van Milieubeheer). Die zag in het plan een bedreiging voor de natuurlijke waarde en de openheid van het valleilandschap. De OROMB haalde bovendien aan dat de waterkwaliteit van de Demer zo slecht was dat de voorziene meren ongeschikt zouden zijn voor recreatief gebruik zonder kostelijke waterzuivering.
Als alternatief stelden de milieubewegingen een natuurpark voor: een zachte ontsluiting van de vallei met wandel- en fietsroutes, passieve recreatie en behoud van het cultuurlandschap. Deze visie kreeg in de jaren 1980 steeds meer steun naarmate het milieubewustzijn in Vlaanderen groeide.
Het Plan Van Havre werd niet uitgevoerd, maar het Schulensmeer in Lummen en de Plas in Rotselaar kwamen er wel. Dat waren, in diezelfde jaren 1970, allebei zandwinningsplaatsen voor de aanleg van de E314 tussen Leuven en Lummen.