What’s in a name?

Vallei- verhalen

What’s in a name?

De Gete, de Demer en de Dijle zijn de belangrijkste hoofdrivieren in Oost-Brabant. Ze kronkelen door het landschap en vloeien in elkaar over. Hun namen klinken bekend. Maar waar komen die namen precies vandaan? En waarom zorgen ze ook vandaag nog soms voor beroering?

Taalhistorische wortels

De oorsprong van riviernamen gaat vaak terug tot de prehistorie en de Indo-Europese taalfase. Deze zogenaamde voorgermaanse of pre-keltische laag is herkenbaar aan typische wortels, die in heel wat Europese waternamen terug te vinden zijn. De naam ‘Dijle’, die in een oorkonde uit 1008 wordt genoteerd als Thila, gaat allicht terug op de Indo-Europese wortel ti-, wat ‘smelten’ of ‘vloeien’ betekent. De Dijle betekent dan zoveel als ‘de vloeiende’ – een passende naam voor een rivier die zich stil en bochtig door het landschap slingert.

De ‘Demer’ wordt voor het eerst genoemd in een tekst uit ca. 910. De rivier heet daar Tamera. Die naam gaat vermoedelijk terug op de wortel tem-, die ‘donker’ betekent. De Demer is dan ‘de donkere rivier’. Dat kan een verwijzing zijn naar het troebele regenwater dat haar voedt. Als regenrivier schommelt het debiet en de kleur van de Demer afhankelijk van de hoeveelheid neerslag.

Ook de Gete, in het Latijn aangeduid als Gatia, bevat een typisch Germaans element: gata. Dat beketent zoveel als ‘gat’ of ‘doorgang’. Het is verwant aan woorden als het Duitse ‘Gasse’, steeg. Het verwijst naar een rivier die ‘zich een weg baant’. Etymologie maakt duidelijk dat de riviernamen werden gegeven op basis van waarneembare eigenschappen: kleur, debiet, gedrag, of ligging van de rivieren.

Baronie Rotselaar. ARA. Centrum Agrarische Geschiedenis.
De Demer tussen Werchter en Betekom op de wandkaart van de baronie Rotselaar, 1767. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Archief Arenbergpaleis, Kaarten en plannen, 2849.
Miraeus. Wikimedia. Centrum Agrarische Geschiedenis.

Een strijd om de naam

Hoe oud de namen ook zijn, ze beroeren soms tot vandaag. Zo bestaat er een terugkerend debat over de naam van de rivier stroomafwaarts voorbij Werchter: mondt de Demer er uit in de Dijle, zoals vandaag, of zou de rivier voorbij Werchter beter Demer heten?

Volgens het Genootschap van de Dauwende Demer zou het logischer zijn om te spreken van de Demer in plaats van de Dijle voorbij Werchter. Het argument: de Demer is op het punt van samenvloeiing in Werchter breder, langer (85 km vs. 56 km) en waterkrachtiger dan de Dijle. Het genootschap haalt ook historische bronnen aan waarin wordt gesproken van Mechelen aan de Demer. Bart Minnen, mediëvist aan de KU Leuven, doorprikt het idee dat de rivier die door Mechelen stroomt ooit Demer werd genoemd. Zijn bronnenonderzoek toont aan dat middeleeuwse documenten, waaronder een reisverslag uit 980 en een oorkonde uit 1008, de rivier bij Mechelen expliciet de Dijle noemen. De verwarring over ‘Mechelen aan de Demer’ ontstond waarschijnlijk door een foutieve aantekening van de 17de-eeuwse humanist Aubertus Miraeus. Hij nam in de Codex donationum piarum (‘Boek van vrome schenkingen’) een verkeerd geïnterpreteerde middeleeuwse bron over.

Beeld: Paulus Pontius, Portret van Aubertus Miraeus. Wikimedia Commons.

's-Hertogenmolens. KU Leuven. Centrum Agrarische Geschiedenis.

Dergelijke vergissingen kwamen wel meer voor, en ook in de omgekeerde richting. In de jaren 1596-1601 liet Karel II van Croÿ, de machtige hertog van Aarschot, een omvangrijke reeks kaarten en gezichten maken van zijn immense bezittingen verspreid over Noord-Frankrijk en het huidige België. Elke kaart en tekening voorzag hij persoonlijk van aantekeningen. Op een tekening van het kleine Spaanse fort bij de ‘s-Hertogenmolens te Aarschot uit 1601 heeft de hertog zélf de Demer foutief aangeduid als ‘Riviere de la Dyle’. 

Beeld: Tekening van de versterkte ’s-Hertogenmolens te Aarschot, 1601. Universiteitsarchief KU Leuven, Domeinarchief van het hertogdom Aarschot. 

Regels

Er zijn geen eenduidige afspraken voor het benoemen van een rivier. Integendeel. Het valt aan te aannemen dat in het verleden de meest krachtige stroom, die dominant door het valleilandschap vloeide, doorgaans haar naam behield na een samenvloeiing. Maar naast geofysische factoren zoals debiet, breedte en stroomsnelheid spelen ook andere factoren een rol bij de naamgeving. De Dijle stroomt bijvoorbeeld door Leuven, en die stad had in de middeleeuwen zowel op politiek als op economisch vlak een grotere impact dan pakweg Aarschot. Dat heeft mogelijks bijgedragen aan de prominente naamgeving van de Dijle.

Tegelijk zijn rivieren door de eeuwen heen sterk veranderd door menselijk ingrijpen. Door kanalisatie, dijkenbouw en de aanleg van het kanaal Leuven-Dijle stroomt er tegenwoordig minder water door de Dijle dan vroeger. De Demer daarentegen is sterk uitgediept en heeft bijgevolg een relatief groot debiet. Wie vandaag metingen doet, ziet een andere situatie dan in de middeleeuwen. Dat maakt het debat over naamgeving des te complexer.

Aarschot. Rijksmuseum. Centrum Agrarische Geschiedenis.
Zicht op Aarschot vanuit de Demervallei. Gravure van Pieter Hendricksz. Schut, 1660. Collectie Rijksmuseum.

Collectieve geheugen

Historisch en taalkundig onderzoek dragen bij aan een beter begrip van de betekenis van de riviernamen. Ze leren bovendien kritisch omgaan met pogingen om ze te herinterpreteren. Riviernamen zijn meer dan geografische labels. Ze dragen sporen van taalgeschiedenis, herinneren aan middeleeuwse structuren, weerspiegelen politieke verhoudingen en zijn verweven met lokale identiteit.  Ze zijn als het ware ankerpunten in ons collectieve geheugen en vormen mee de identiteit van steden en regio’s. De naam ‘Dijle’ roept beelden op van Leuven en Mechelen, terwijl ‘Demer’ onlosmakelijk verbonden is met de stad Aarschot.